Mondelinge opdracht
Geleide fantasie
In deze oefening leest u een verhaal voor, de leerlingen luisteren naar dit verhaal met hun ogen dicht. Ze stellen zich voor dat ze op de locatie zijn van het verhaal. In het verhaal zitten verschillende elementen die niet ingevuld zijn. Het is aan de leerlingen zelf om daar invulling aan te geven.
U lees het verhaal rustig, u laat verschillende pauzes zodat de leerlingen de ruimte hebben om zelf te fantaseren over wat ze zien of misschien ruiken.
Dit maakt het verhaal een geleide fantasie. Het stimuleert de leerlingen om het verhaal beter op zich te nemen. De zintuigen worden aangesproken.Na aanleiding van de geleide fantasie worden de leerlingen uitgedaagd om elkaar te vertellen over hun ervaring. Dit doen ze in tweetallen volgens een stappenplan van tweetallengesprekken.
Doel:
De leerlingen leren zich in te leven in het verhaal.
De leerlingen vertellen over hun ervaring in het verhaal
De leerlingen leren actief te luisteren naar elkaars verhaal en deze te verwoorden naar derden
Inleiding:
Je begint de les met de geleide fantasie.
Vertel aan de leerlingen:
Stel je eens voor, je leeft in de tijd van Janneke, het is rond 1880, er reden nog geen auto’s, er waren geen vliegtuigen. In de Peel woonde Janneke op een boerderij aan de rand van het dorp. Achter haar huis begon de peel. Het was een groot natuurgebied waar het turf werd gestoken.
Maar los van deze productie was het ook een plek om te genieten van de natuur.
Geleide fantasie:
Je loopt van het erf af, de kiezels op het pad prikken in je slippers. De zon staat hoog en je voelt de warme op je huid. Je loopt het pad af, het is stil om je heen, enkel de wind laat de planten rustig ritselen.
Aan het eind van het erg begint een pad richting het moeras.
Hoe ziet het pad er uit? Hoe voelt de grond? Wat hoor je om je heen?
Het moeras heeft allemaal planten en kleine plasjes water, hoe ruikt het daar? Je voelt aan de planten langs het pad, hoe voelt het in de hand?
Je staat even stil en kijkt om je heen, er vliegt een vogel langs, zie je ook nog andere dieren?
Je loopt verder het moeras in, de planten en struiken staan steeds dichter op elkaar, je komt er met moeite doorheen, maar een stukje verderop is de geheime doorgang naar jou favoriete plekje. Je gaat er heen, waar kom je terecht? Hoe ziet het er uit? Waar ruikt het naar? Wat zie je om je heen?
Vastleggen favoriete plek:
Elke leerling maakt een tekening van de favoriete plek. Dit kunnen de leerlingen als steun gebruiken voor de tweetalgesperkken.
Tweetalgesprekken:
- Geef de leerlingen duidelijk de opdracht wat ze moeten bespreken: vertel hoe jou favoriete plek er uit ziet.
Vertel dit zo beeldend mogelijk. - Laat de leerlingen nadenken hoe ze dit gaan vertellen aan de ander.
- De leerlingen vertellen hun ervaring aan elkaar dit doen zij zo beeldend mogelijk. (wat zag ik, wat rook ik, wat voelde ik, wat hoorde ik, wat proefde ik) Het vertellen duurt niet langer dan 3 minuten.
Als leerkracht kunt u zelf bepalen in welke samenstelling de tweetalgesprekken plaatsvinden. - Geef klassikale beurten. laat de leerlingen verwoorden wat ze net hebben gehoord van hun samenwerkingspartner.
Dit stimuleert tot goed luisteren naar elkaar.
Tip:
- Oefen met de leerlingen hoe ze beeldig kunnen vertellen (zintuigen toevoegen aan de zinnen: wat rook ik, wat zag ik, wat proefde ik, wat hoorde ik, wat voelde ik)
Bron: van Elsäcker, W., Damhuis, R., Droop, M., Segers, E.(2011) Zaakvakken en Taal: Twee vliegen in één klap! Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands